Het ligt in de menselijke aard om de wereld te ervaren in termen van tegenstellingen. Dit komt echter voort uit de beperkingen van ons verstand, dat geneigd is om alles wat ‘heel’ is in twee stukken te verdelen. Hierdoor zien we de wereld in tegenstellingen van zwart versus wit, goed versus kwaad, licht versus duisternis. Wanneer we echter deze fragmentatie loslaten en de wereld bekijken zonder de tussenkomst van ons logische verstand, openbaart zich een ander perspectief. In deze staat van onbevooroordeelde waarneming, kunnen we het verschijnsel in zijn totaliteit zien, zonder de begrenzingen van dualiteit. Dan vervaagt het onderscheid tussen tegendelen en ervaren we slechts eenheid. Het is overigens niet de bedoeling om ons logische denken volkomen te negeren, want het kan ons zeer behulpzaam zijn in het dagelijkse leven. Maar we moeten ons wel bewust zijn van de beperkingen die het met zich meebrengt. Als we vasthouden aan de dualiteit als de enige manier om de wereld te begrijpen, lopen we het risico om het grotere geheel te missen. Het zien van het grotere geheel brengt een diepgaande verandering teweeg in onze kijk op de wereld en onze plaats daarin. Het opent de deur naar een dieper begrip, mededogen en harmonie. In plaats van gevangen te blijven in een eindeloze strijd tussen tegenstellingen, kunnen we een gevoel van heelheid en vrede vinden in het besef van onze verbondenheid met alles om ons heen. In de filosofie van het oosterse denken, met name in stromingen zoals de Advaita Vedanta en het Taoïsme, wordt dit concept van eenheid vaak benadrukt. Ze leren ons om voorbij de dualiteit te gaan, om te zien dat alles in het universum onderling verbonden is en dat tegendelen slechts een illusie zijn van onze denkgeest.